Er gaat geen week voorbij of Tata Steel is wel in het nieuws. ‘Stervende’ actievoerders, een pittig RIVM-rapport, de jaarlijkse Burendag, de banenmarkt – voor woordvoerder Martin van de Velde is het contact met de pers dagelijkse kost. “Toen ik nog niet zo veel van het bedrijf wist, vroeg ik me soms af of Tata Steel nog wel van deze tijd is.”
Wat vind je aantrekkelijk aan het vak van woordvoerder?
“Als woordvoerder kun je echt een bijdrage leveren aan de doelstellingen van de organisatie waar je voor werkt. Bij Tata Steel willen we heel graag op een ‘groene’ manier staal gaan maken, maar dat is echt niet altijd makkelijk. In de maatschappij leven ook veel andere ideeën over het bedrijf. Als woordvoerder zie ik het als een grote kans om het verhaal over verduurzamingsmogelijkheden te vertellen. Tata Steel is de grootste uitstoter van Nederland. Acht procent van de totale Nederlandse CO2-uitstoot wordt door ons bedrijf veroorzaakt. Daardoor ligt hier ook de kans om de grootste CO2-besparing van Nederland te realiseren. Als wij het hier goed doen, scheelt dat enorm en behouden de mensen die voor hun inkomsten van het bedrijf afhankelijk zijn bestaanszekerheid.”
Op LinkedIn schrijf je over je werk bij Tata Steel: ‘Be the change you want to see in the world’. Dat klinkt wel heel idealistisch…
“Dat is het ook. Zolang ik me kan herinneren vind ik milieu en klimaat belangrijk. Ik heb lang bij de overheid en in de semi-overheidshoek gewerkt. Tot ik via het Programmabureau Noordzeekanaal Tata Steel leerde kennen. Toen ik nog niet zo veel van het bedrijf wist, vroeg ik me soms af of Tata Steel nog wel van deze tijd is. Maar doordat ik het bedrijf en de mensen en hun motivatie leerde kennen is dat veranderd. Nu ben ik er trots op dat ik deel mag uitmaken van een van de allergrootste transitieprojecten van Nederland.
Het is goed en belangrijk dat er mensen zijn die de straat op gaan namens Greenpeace, Extinction Rebellion of welke partij dan ook. Het is tijd voor verandering, dat voel ik ook. Voor mij werkt het beter om bij een bedrijf te werken dat de transformatie daadwerkelijk vormgeeft.’’
Kort na je start publiceerde het RIVM een negatief rapport. Afgelopen week schreef de Expertgroep in een verklaring dat er geen miljardensubsidie voor de verduurzaming van Tata Steel kan zijn zonder garanties voor de gezondheid van omwonenden. Wist je waar je aan begon?
“Ik wist waarvoor ik tekende, er waren eerder rapporten en onderzoeken. Dus nee, ik heb nooit het gevoel gehad dat ik onder de bus werd gegooid. Het was duidelijk dat het niet makkelijk zou worden. Ik voel wel de druk van een polariserend Nederland, en dat we elkaar een beetje kwijtraken in de maatschappij. Dat staat het vinden van een oplossing in de weg, denk ik.
Daarom zijn we vorig jaar juni met 150 jonge medewerkers, de nieuwe generatie, naar het kantoor van Greenpeace gegaan om op te roepen tot samenwerking. Onaangekondigd. Met een journalist van het AD en één van TVNH. We wilden de spanning doorbreken, een brug slaan en van twee kanten tot oplossingen komen. Twee mensen zijn naar binnen gegaan om te praten en vervolgens kwamen er twee mensen van Greenpeace naar buiten. Daar stonden honderdvijftig medewerkers van ons letterlijk met een uitgestoken hand naar hen. Er is nog een lange weg te gaan, maar ik hoop dat we daar een begin hebben gemaakt.”
Van welke klussen geniet je?
“Die dag bij Greenpeace was wel de opmerkelijkste, denk ik, maar daarnaast heb ik al zo veel interessante projecten gedaan! Tijdens de burendag met vierduizend mensen uit de regio hebben we een debat georganiseerd met iemand van Greenpeace, Extinction Rebellion en twee jonge collega’s die zich inzetten voor de duurzaamheid van het bedrijf. Ik vind het heel vooruitstrevend van het bedrijf dat dit idee omarmd werd en hoewel het bij vlagen best spannend was, stonden die dag wel alle partijen samen in één ruimte te praten. Dat was pure winst.
De menselijke kant van het bedrijf vind ik ook heel leuk. Er werken hier negenduizend mensen op een terrein dat bijna zo groot is als de binnenstad van Amsterdam. In die organisatie duik ik graag de verhalen op. Bijvoorbeeld het verhaal van een jongen die vorig jaar bleu binnenkwam op de banenmarkt en nu bij ons werkt. De route van zo’n jongen staat dan voor een grotere ontwikkeling: onze speurtocht naar technisch toptalent.
En van een persvraag over een wat kleiner onderwerp van Elseviers Weekblad heb ik een interview met onze CEO kunnen maken. Afgelopen week stond dat verhaal op de cover.”
Je hebt zelf jarenlang gewerkt als freelance journalist. Helpt die ervaring nu?
“Als je zelf journalist bent geweest, weet je wat nieuws is en waar een journalist op aanslaat. Het helpt enorm dat ik dat gevoel heb ontwikkeld. Ik bel een journalist ook alleen op als ik honderd procent zeker weet dat het verhaal echt past. Een journalist die voor een landelijk medium over industriebeleid schrijft, heeft andere interesses dan een regionale journalist die over de samenleving om hem heen schrijft.”
Hoe belangrijk is het contact en de relatie met journalisten voor jou?
“Dat is de basis. Je spreekt sommige mensen zo ontzettend vaak. Regionale journalisten spreek ik wekelijks. Het zijn geen collega’s, maar je bouwt toch een bijzondere band op. Als zij iets naars hebben meegemaakt, bel ik ze op om te vragen hoe het is. Dat kan klinken als een trucje, maar dat is het niet. Ik vind het fijn om de mensen met wie ik werk beter te leren kennen. Het is wel een stijl die moet passen bij je persoonlijkheid.”
Waar heb je last van bij journalisten?
“Wat soms een beetje oneerlijk voelt is als er om een reactie wordt gevraagd en je aan de vraag al merkt hoe erop wordt ingestoken. Vervolgens wordt die insteek in de kop en de eerste drie alinea’s gezet en staat jouw reactie helemaal onderaan in de vierde alinea. Terwijl het antwoord dat je geeft een wezenlijke bijdrage kan leveren aan de discussie. Never let a fact spoil a good story, zeggen wij dan. Vind ik daarmee journalisten tendentieus? Nee. Maar dat is wel iets waar je als woordvoerder last van hebt. Ik heb het afgelopen jaar gelukkig ook met veel genuanceerde journalisten gewerkt. Als bedrijf merken we dat in de media polarisatie, de meningenfabriek, een manier is om boven te drijven. Terwijl hetzelfde onderwerp ook niet-polariserend kan worden gebracht.”
Tekst: Inge-Mirjam Bosveld