Gras maai je iedere week en dat wordt, volgens woordvoerder Frank Verhoef, al snel een saai klusje. Daarom richtte hij zijn eigen bedrijf op en wisselt hij elke paar maanden van opdrachtgever én dus ook van onderwerp. Zijn netwerk helpt hem hierin. “Houd je als woordvoerder van een overheidsorganisatie bezig met de inhoud en niet met pr.”
Hoe heb jij je voorbereid op dit interview?
“Ik heb mijn vorige interview [Villamedia, maart 2023 – red.] nog even teruggelezen, de site Woordvoerders.nl gecheckt en ik heb nagedacht over wat ik wel en niet wil zeggen. Zo heb ik het bewust over bestuurders en noem ik geen wethouders of ministers bij naam. En ik benoem nooit zelf dat ik het artikel van tevoren wil lezen. Zoals het vaak gaat, heb ook jij dat inmiddels al zelf aangeboden…”
Is dat een trucje van jou?
“Nee, geen truc. Wél mijn manier van hoe ik omga met journalisten. De meeste journalisten bieden het uit zichzelf aan. Ook omdat ze niet voor honderd procent zeker weten of alle feiten kloppen. De feitelijke onjuistheden mag ik checken en dan is er altijd ruimte om nog wat wensen door te voeren. Als ik het gesprek begin met de mededeling dat ik het artikel wil inzien, dan creëer ik spanning op de lijn. Als de journalist het niet zelf aanbiedt, kan ik het altijd nog laten escaleren. Bijvoorbeeld als ik een slecht gevoel over het interview heb.”
Hoe staat jouw omgang met journalisten verder bekend?
“Ik ga altijd voor de relatie. Ooit kreeg ik de tip om een netwerkoverzicht te maken van wie ik eens per maand, wekelijks en dagelijks wil spreken. Het past niet bij mij om een plan op te stellen, maar het gaat erom dat je iemand ook buiten het werk om leert kennen en niet alleen contact opneemt om een verhaal te ‘verkopen’. Als ik weet dat iemand van lekker eten houdt, dan tip ik een goed restaurant. Ik maak contact, zodat ik makkelijk kan schakelen als ik iemand nodig heb. Andersom werkt dat ook. Als een voor mij onbekende journalist op hoge poten belt, werkt dat niet plezierig. Aan de andere kant heeft een journalist ook weleens mijn vertrouwen beschaamd. Off the recorddronken we een biertje en de helft van dat gesprek kwam weken later terug in het nieuws. Dat had impact, want de informatie was naar mij te herleiden.”
Waar erger jij je nog meer aan bij journalisten?
“Als ze ingewikkelde vragen stellen die ik niet telefonisch kan beantwoorden, maar wel verwachten dat ik direct antwoord geef. Ik zeg toch ook niet: ‘Alsjeblieft, hier een persbericht en publiceer dit morgen!’ Mijn reactie is daarom regelmatig: ‘Zet maar op de mail’. Want hoe moet ik het anders doen? Zo kan ik het direct forwarden naar de juiste collega’s. Gelukkig zijn er journalisten die dit begrijpen en die mij meenemen in hun werkproces, waardoor ik weet wanneer ze de antwoorden nodig hebben en waarom. Een andere allergie is als een journalist persoonlijk wordt. Ik heb een keer, omdat ik de primeur aan een concurrerende krant gaf, een Wob-verzoek gekregen over al mijn communicatie over dit onderwerp. Ik kreeg later excuses. Ze erkenden dat het verzoek vanuit frustratie was gedaan, in plaats van uit journalistieke overwegingen.”
Waar ben je trots op?
“Onlangs moest ik voor de Inspectie Leefomgeving en Transport de nieuwe regelgeving over wegwerpplastic delen. Ik sprak een inspecteur die hier dagelijks mee bezig was. Hij was niet de directeur of een bestuurder, maar een medewerker die er met veel passie aan werkte en er laagdrempelig over vertelde. Uiteindelijk heeft deze persoon zijn verhaal in het NOS Journaal verteld. Deze mensen moeten veel vaker naar voren geschoven worden. De journalist moet dan wel begrijpen dat die persoon geen mediatraining heeft gehad. Dat vraagt om vertrouwen.”
Wat is jouw tip aan je vakgenoten?
“Allereerst: word niet boos op de journalist. Ik zie dat het gebeurt. Dan wordt er zelfs geschreeuwd aan de telefoon. Dat is helemaal niet nodig als je elkaar probeert te begrijpen. Ten tweede: houd je als woordvoerder van een overheidsorganisatie bezig met de inhoud en niet met pr. Ook ik wilde ooit als beginnend woordvoerder eens een bestuurder in het zonnetje zetten, maar dat is niet de bedoeling. Laat zien dat je te vertrouwen bent, dat je je werk integer doet en blijf dicht bij je taakopvatting: het neerzetten en uitleggen van beleid. Zo werken we aan een betere beeldvorming van ons vak.”
En jouw tip aan een journalist?
“Word woordvoerder! Als journalist zie je alleen de kant van het verhaal die je zelf optekent, maar niet hoe het beleid wordt gemaakt en hoe de beslissingen worden genomen. Dus je hoort dat het asfalt de kleur rood krijgt, maar niet waarom… Als woordvoerder krijg je een kijkje achter de schermen en zie je het hele plaatje.”