Twaalfduizend collega’s heeft woordvoerder Margreeth Fernhout in het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Samen met twee directe collega’s staat zij de pers te woord. Een functie die volgens haar vooral dienstbaar is. Margreeth: “De artsen, verpleegkundigen en hoogleraren doen in het ziekenhuis het echte werk.”
Via LinkedIn liet je weten dat je deze interviews graag leest. Vertel eens!
“Het is leuk om te lezen dat het ambacht van woordvoerder afhankelijk is van de organisatie waar je bij werkt. Of je nou bij een ministerie werkt, woordvoerder van een wethouder bent of bij een belangenvereniging… De dagelijkse werkzaamheden zijn zo verschillend! En vaak kijk je ook anders tegen het vak aan. Zo vond ik het werk van de woordvoerder van het Nibud inhoudelijk erg opmerkelijk. Ze gaf zélf de radio-interviews. Dan ben je ook het gezicht van de organisatie. Bij het UMC Utrecht zijn het de artsen, verpleegkundigen en de hoogleraren die het werk doen en het verhaal vertellen.”
Dat klinkt wel heel bescheiden…
“Dat past mij ook. In het UMC Utrecht willen we waarde toevoegen aan mensenlevens en daar zijn mijn collega’s heel concreet dagelijks mee bezig. Door hun verhalen te vertellen, voeg ik indirect waarde toe. Het is een dienstbare, eervolle functie. Maar ik ga niet doen alsof ik de inhoud beter ken dan zij. Ik help hen door veel vragen te stellen. Als ze het aan mij uitgelegd krijgen, dan lukt het ook op NPO Radio 1. Ook zorg ik ervoor dat hun verhaal op het goede moment en op de juiste plek verschijnt. Daarnaast is mijn werk strategisch. Om welke onderwerpen willen we als UMC Utrecht bekendstaan? Regelmatig krijg ik interviewverzoeken die aan ieder ziekenhuis gedaan kunnen worden. Dan stuur ik ze netjes door. Als het complex, diepgravend onderzoek of academisch is, dan moet je bij ons zijn.”
Net als veel andere woordvoerders was je eerst journalist. Waarom maakte jij de overstap?
“Zes jaar geleden besloot ik van baan te veranderen. Ik werkte op de 24-uurs redactie van de NOS. Het was een periode met veel aanslagen. Het concert van Ariana Grande, de kerstmarkt in Berlijn… Wanneer zou het in Nederland raak zijn? Ik werd er cynisch van en kreeg genoeg van al dat slechte nieuws. Daarnaast is het een intensieve werkplek; met kleine kinderen waren de avond-, nacht- en ochtenddiensten niet ideaal. Toen ik een functie als persvoorlichter voorbij zag komen, heb ik er niet heel lang over nagedacht.”
Mis je de journalistiek weleens?
“Eigenlijk niet. Door mijn werk als woordvoerder zie ik dat ik als journalist de wereld wel erg platsloeg. Hoe vaak heb ik een nieuwsitem iets te ongenuanceerd opgeschreven? Niet raar, want tijdens één dienst schreef ik over de situatie in Nagorno-Karabach, over de omgewaaide vrachtwagens op de A12 en noem nog maar een paar dwarsstraten… In een uurtje produceerde ik een stukje. Had ik het altijd goed? Natuurlijk verzon ik het niet, maar de situatie in Nagorno-Karabach kan niemand in een uur doorgronden – de nuances, verschillende belangen, alle mitsen en maren én grijstinten. Maar ik verwijt het de journalistiek niet. Dat is hoe het is en hoe het werkt, en dat is ook wat ik weer aan mijn collega’s uitleg. In de kern klopt het, maar in de media is er niet altijd tijd en ruimte voor al die nuances.”
Op welk verhaal ben je trots?
“Op een van mijn eerste grote verhalen bij het UMC Utrecht. Dit was naar aanleiding van het jaaroverzicht van ons Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC). Er is in Nederland een informatielijn voor zorgverleners voor als zij te maken hebben met een intoxicatie. Dat kan van alles zijn: een middel dat in het oog is gespat, of als een kind per ongeluk iets heeft ingenomen. Het NVIC brengt hier jaarlijks een rapport over uit en signaleert eventuele trends. Over 2022 was de opzettelijke overdosering van pijnstillers bij jongeren opvallend. Hier ligt een maatschappelijk vraagstuk onder. In samenwerking met een kinder- en jeugdpsychiater en een intensivist-toxicoloog hebben we een verhaal over het geestelijk welzijn van jongeren naar buiten gebracht. Een verhaal dat de hele dag resoneerde in de media.”
Wanneer maakte je een fout?
“Nou, ik ben nogal een informeel mens en praat dus ook graag informeel met journalisten. Als ik geen grapjes meer aan de telefoon kan maken, dan vind ik mijn werk niet meer leuk. Ook mijn e-mails zijn ietwat lichtvoetig. Het antwoord is zakelijk, maar tussendoor kan er een zin staan als ‘Ik heb nu ook wel zin in weekend!’ In mijn werk bij de inspectie had ik daar een beetje spijt van toen de journalist onze mailwisseling integraal publiceerde bij zijn artikel. Of ik er echt iets van heb geleerd weet ik niet, maar iets formeler mag soms wel.”
Wat kunnen andere woordvoerders van jou leren?
“Blijf schipperen met je eigen collega’s! Ik steek – soms tot chagrijnigs aan toe – veel tijd en energie in een persbericht. Ik wil het verhaal begrijpelijk maken. Dat betekent dat ik niet alleen makkelijke woorden gebruik, maar ook dat ik nuances uitleg. Af en toe kom ik daardoor in de clinch met collega’s. Maar dan blijf ik ‘pingpongen’ tot we beiden tevreden zijn. Mijn secret weapon, zeker bij juristen, is de zin: ‘Als we het zo opschrijven, kan het rechtstreeks in de krant en wordt het niet verkeerd overgenomen’. Natuurlijk bepaalt een journalist zelf hoe hij of zij het opschrijft, maar als ze het niet beter kunnen maken, zullen ze dat niet zo snel doen. Ik ben me er trouwens wel erg van bewust dat we niet de volledige controle hebben, hoor. Als je dat wilt, moet je advertentieruimte kopen.”