Actueel

Verus-woordvoerder Martin van Oosten: ‘Hijgerigheid en polarisatie zijn toegenomen door de sociale media’

Al ruim twintig jaar is Martin van Oosten woordvoerder waarvan de laatste vijf jaar bij onderwijsvereniging Verus. Toch was het geen uitgemaakte zaak voor hem om woordvoerder te worden. “Vooraf twijfelde ik, omdat ik hartstikke verlegen en bescheiden ben. Bij woordvoerders dacht ik aan mensen met een vlotte babbel.”

Hoe ben je bij Verus terechtgekomen?
“Bij Verus komen zaken die belangrijk voor mij zijn bij elkaar: maatschappelijke betrokkenheid met christelijke waarden op het snijvlak van maatschappij, politiek en woordvoering. Dat is in mijn loopbaan de rode draad. Verus vertegenwoordigt 4000 scholen – zestig procent van alle scholen in Nederland. We ondersteunen katholieke en christelijke basisscholen tot universiteiten met dienstverlening bijvoorbeeld rond zingeving en recht, maar we doen ook inkooptrajecten en fusietrajecten. Via een online platform leveren we materiaal voor burgerschapsvorming in de klas: hoe ga je om met verschillen, hoe verwerk je verlies? De overheid worstelt met het doel van het onderwijs. Onderwijs moet vooral maatschappelijke problemen oplossen en kinderen carrièreperspectief bieden. Wat Verus betreft gaat het niet alleen maar om meetbare en maakbare zaken, zoals cijfers en toetsen maar ook om merkbare zaken. Bijvoorbeeld dat de sfeer in een klas goed is, dat leerlingen zelfvertrouwen krijgen. Dat is niet te meten, maar het is er wel.”

‘Bestuurders kunnen tegen veel complexiteit, terwijl journalisten het graag eenvoudig en concreet hebben’

Wat maakt het woordvoerdersvak aantrekkelijk?
“De aantrekkelijkheid ontdekte ik bij de Wereldomroep: dat ik het mooi vind om verschillende werelden te verbinden. Als je achter een boodschap staat, wil je een organisatie ook maatschappelijk relevant laten zijn en hun bereik vergroten. Snappen wat er in de buitenwereld leeft en dat vertalen naar intern en andersom. Eigenlijk speel je intern de rol van journalist en ben je naar buiten toe de belangenbehartiger voor de organisatie. Een deel van het vak is verwachtingsmanagement: je wilt een journalist niet teleurstellen, maar ook een bestuurder beschermen die heel veel tekst heeft terwijl daar nauwelijks iets van wordt overgenomen, omdat het niet aansluit bij wat een journalist wil weten. Bestuurders kunnen tegen veel complexiteit, terwijl journalisten het graag eenvoudig en concreet hebben. Ik begeleid als woordvoerder ook schoolbesturen bij crisiscommunicatie. Als er nare dingen spelen – zoals een overlijden van kinderen, een schoolsluiting of slechte resultaten – dan geef ik op de achtergrond advies. Als ouders bijvoorbeeld Hart van Nederland erbij halen, dan bel ik een school en help bij een kernboodschap. Het belang van het kind staat altijd voorop.”

Ervaar je de relatie met journalisten als een stroef huwelijk?
“Totaal niet. Ik weet wat de grenzen zijn en tot hoever ik wil gaan. En ook dat je elkaar nodig hebt. Soms heb je wel met vooringenomenheid te maken. Zo ging een interview met De Groene Amsterdammer – na een heel leuk voorgesprek – uiteindelijk alleen maar over seksuele diversiteit. We moesten ons voortdurend verdedigen. We legden uit: we vertegenwoordigen 4000 scholen en het interview gaat over twee scholen die geen lid zijn van onze organisatie. Heeft het wel zin om dit gesprek te voeren? Na het interview werd er uiteindelijk niets gepubliceerd en we kregen ook geen enkele reactie meer. Dat vind ik teleurstellend. Er staat dan al vast wat iemand wil opschrijven. Dan zijn we alleen nodig om bepaalde uitspraken te doen, die we niet kúnnen doen.
Het kan gelukkig ook anders: ik heb evengoed ook journalisten meegemaakt die gewoon belden en vroegen ‘Heb je wat nieuws?’ En ik heb een keer samen met Buitenhof een interview tot in detail voorbereid, zodat de uitzending nieuws opleverde. Dan werk je echt samen. Een belangrijke tip: investeren in de relatie met een journalist in ‘vredestijd’. Het helpt als je elkaar goed kent.”

‘Media zoeken vaak de uitersten. Ze zijn meer geïnteresseerd in incidenten en gebeurtenissen’

Wat heb je zien veranderen?
“Er zijn veel meer hypes waar iedereen aan moet meedoen. ‘Doen al jullie scholen mee aan Paarse vrijdag of aan de Week van respect?’ Heel belangrijke onderwerpen, maar we vertegenwoordigen 4000 scholen, dus dat weet ik niet. Door de social media zijn de hijgerigheid en de polarisatie toegenomen. Tegelijkertijd is de redactiebezetting krapper. Media zoeken vaak de uitersten. Ze zijn meer geïnteresseerd in incidenten en gebeurtenissen. Concreet en eenvoudig uit te leggen. Het moet emotie oproepen en conflicteren. Ik vind het vaak zo plat. Voor Verus is de afweging of je daarin meegaat of via eigen communicatiekanalen van je laat horen.”