Hij noemt zichzelf een atypische woordvoerder en hij heeft niets met water. Toch is Edward Zwitser al ruim 20 jaar in dienst van de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM). Een club die dit jaar haar 200-jarig bestaan viert. Edward wil nooit meer een andere baan: “De KNRM is een way of life.”
Je hebt niets met water?
“Helemaal niets. Ik heb ook niks met bootjes. Dat klinkt natuurlijk wonderlijk, maar het is echt zo. Mijn motivatie om hier te werken heeft alles te maken met het slag mensen bij de KNRM. Het zijn de loyaliteit, de tradities, de kameraadschap en de voldoening die ik als positief ervaar. Ik ga dan ook nooit meer iets anders doen. Werken bij de KNRM is een beetje een way of life; collega’s zijn ook je vrienden met wie je het café in duikt.”
Hoe ziet een dag bij de KNRM eruit?
“Als ik piketdienst heb, weet ik nooit hoe de dag verloopt. Soms is er een incident waardoor je al je andere werk overboord gooit. Neem de brand op het vrachtschip Fremantle Highway vorig jaar juli. Ik heb één mobiele telefoon, dus mis ik tijdens zo’n gesprek zeker acht oproepen. Dat loopt zo op, dat je nergens meer aan toekomt. Maar mijn dag kan ook bestaan uit een bak koffie hier en een strandwandeling daar. Overigens heb ik dit jaar veel extra werk door ons 200-jarig bestaan.”
Sla je tijdens zo’n piketdienst de plank weleens mis?
“Dat gebeurt weleens. Ik heb soms last van mijn journalistieke hart. Er zijn woordvoerders die het niet beantwoorden van een vraag tot een kunst verheffen. Ik vind veel vragen begrijpelijk; journalisten hebben recht op een antwoord, maar ik moet me natuurlijk ook aan interne afspraken houden. Voorheen was de KNRM een solistische organisatie. We konden zelf bepalen wat we aan een journalist vertelden. Inmiddels zijn we onderdeel van de veiligheidsregio en werken we voor woordvoering samen met partners. Aan deze nieuwe manier van werken moest ik trouwens wel wennen.”
Voor een voormalig journalist ben je dus een fijne woordvoerder…
“Ik ben inderdaad een beetje atypisch. Mijn collega’s vinden dat ik zo nu en dan iets te vrij ben in de informatie die ik geef. Ik vind een vraag zelden irritant. Wél vind ik de haast van bijvoorbeeld televisie irritant. Als de NOS belt en ik informatie nodig heb van een bemanningslid, dan app ik mijn collega’s met de mededeling dat de pers informatie wil en vraag of ze me willen bellen als ze tijd hebben. Want mensen veilig en goed aan land brengen, daarvoor zijn we op aarde. Woordvoering is een bijproduct.”
Welk verhaal heeft indruk gemaakt?
“Het surfdrama in Scheveningen in 2020. Ik denk dat iedereen dit verhaal kent. Vijf jonge mannen kwamen in zee om het leven. Ik raakte na dit drama bevriend met de enige overlevende. Op onze eigen evenementen deed hij weleens zijn verhaal, maar verder wilde hij anoniem blijven. Tot onlangs. Het AD heeft hem geïnterviewd naar aanleiding van onze nieuwe podcast. Dan spreek ik heel duidelijke condities met de journalist af.”
Maak je – door deze vriendschap – je werk niet extra ingewikkeld?
“Ik zou niet weten waarom. Als fondswerver heb ik geleerd dat als je geen ‘nee’ kunt verdragen, je ander werk moet zoeken. Zo werkt het ook als woordvoerder. Deze jongen is ook gevraagd voor een talkshow, maar dat wil hij niet. Gelukkig ervaar ik geen druk om hem over de streep te trekken. Ik geloof dat de relatie voorop moet staan. Op de lange termijn werkt dat het beste en dat is hoe ik mijn werk graag doe.”
Jullie vieren jullie 200-jarig bestaan een heel jaar lang. Wat is jullie doel daarmee?
“Het belangrijkste doel is dat Nederland ons leert kennen. Dat mensen begrijpen dat we een reddingorganisatie zijn en dat we dat doen met vrijwilligers én van gedoneerde gelden leven. Natuurlijk willen we dat anders ook, maar door het jubileum is er een haakje waardoor de media ons vaker vragen. Daarom pakken we dit jaar elke kans en genieten daar vervolgens decennialang van.”
Lees hier het AD-verhaal met de enige overlevende van het surfdrama in Scheveningen in 2020.
Tekst: Hilde Kooij